De fanfare van Heuvelbos. De glorieuze en grappige lotgevallen van Ridder Louis Mpoint en tal van andere beren.
Situering. Het verhaal speelt zich af in de hoofdstad van een [niet nader genoemd] bergland. De hoofdstad is gelegen aan een groot meer. Aan de overkant van het meer ligt Heuvelbos, een nogal ruig gebied, waar geen mensen wonen.

Tijd. Ongeveer twintig jaar na het einde van Van de Grizzly die niet slapen wou. Dit boek is dus een soort [nogal ruim uitgevallen] vervolg op dit eerder bescheiden prentenboekje.
Prinses Limoentje vat studies aan in het buitenland en haar onafscheidelijk vriendje de Grizzly blijft een beetje eenzaam achter in het paleis van haar vader. Na een tijdje besluit hij om naar Heuvelbos te verhuizen. Hij betrekt er een hol onder een oude eik en bekwaamt er zich in de yell. De yell of kreet heeft hij in zijn jeugd ingefluisterd gekregen van een Indiaanse medicijnman. Hij weet de yell zodanig te perfectioneren dat hij naar believen de grootte kan aannemen van een muis, zijn normale gestalte of van een volwassen grizzly.Het verhaal
* Een circus is neergestreken op de oever van het meer. De olifant van het circus, die ontevreden is over zijn bestaan, ontsnapt op een avond en komt terecht in Heuvelbos. Daar maakt hij kennis met de Grizzly en met diens vriend Maroni, die aan de oever van het meer in de zomer ijs verkoopt en in de winter gepofte kastanjes.
* Het circuspersoneel vermoedt dat de Olifant zich in Heuvelbos heeft verstopt en steekt het meer over om te proberen de olifant te vangen. Ze worden verjaagd door de Grizzly, die even de large doet…
* Een geliefde bezigheid van de Grizzly is liedjes te maken. Tijdens zijn verblijf op het paleis heeft hij geleerd viool te spelen. Hij componeert het Regenliedje.
* Limoentje keert op een dag ijlings terug uit het buitenland, omdat haar vader, de koning, ernstig ziek is geworden. De Grizzly gaat haar opzoeken.
* De koning sterft. Limoentje volgt hem op als koningin Limone I. Bij haar troonsbestijging slaat ze de Grizzly tot ridder. Hij wordt ‘Heer van Heuvelbos’.
* Op een dag komt Beertje Kareltje [zie ‘column’ !] in Heuvelbos aan. Hij wil een Republiek van Vrije Beren oprichten en werkt aan een grondwet. Hij beweert dat ook pluche beren leden kunnen worden van de Republiek. Het zijn immers echte, levende beren, maar ze verkeren in een soort van zelfgekozen trance.
* De staatsveiligheid zit achter Beertje Kareltje aan, omdat ze hem beschouwen als een linkse revolutionair, die de monarchie wil omverwerpen.
* De Grizzly kan samen met Maroni vaak de stad aan de overkant bezoeken en dat stemt de Olifant depressief. Wanneer hij zich in de stad vertoont, vreest hij gevangengenomen te worden. Maroni vindt er iets op : hij maakt van de Olifant een ‘sandwich-olifant’, wat hem aanvaardbaar maakt voor het publiek aan de overkant.
* Twee leden van de staatsveiligheid vallen Heubelbos binnen. Ze worden verjaagd door de Grizzly.
* Het wordt winter en de Grizzly en Beertje Kareltje gaan in winterslaap. Omdat ze het hol onder de eik daarvoor te onveilig vinden, biedt Maroni hen aan te gaan slapen in een oude jas van zijn vader, die thuis in zijn kleerkast hangt.
* De staatsveiligheid valt met man en macht Heuvelbos binnen.
De koningin zelf komt tussenbeide.
De slapende Grizzly en Beertje Kareltje worden veiligheidshalve overgebracht naar de klerenkamer van de koningin.
* Maroni poft iedere dag kastanjes aan de oever van het meer. Hij raakt bevriend met een pimpelmees, die hem uiteindelijk de lente [en het ontwaken van zijn vrienden] zal aankondigen.
* De beertjes ontwaken uit hun winterslaap en keren terug naar Heuvelbos. De chef van de staatsveiligheid is ondertussen door de koningin weggepromoveerd en ze hebben van hem niets meer te vrezen.
* De Grizzly en Beertje Kareltje komen tot het besluit dat niets zó de ideeën van een republiek kan uitdragen dan een fanfare. Maar waar vind je genoeg beren voor een berenfanfare ?
* Maroni neemt de Grizzly mee naar een berendokter in de stad, Gepetto, die speelgoedberen repareert. Op een nacht ontsnapt de Grizzly uit de winkel van Gepetto in het gezelschap van een aantal beren die allemaal lid willen worden van de fanfare en naar Heuvelbos verhuizen.
* Een persfotograaf, uit op een scoop, ontdekt de beren in Heuvelbos en wil van hen een foto maken. Hij wordt kort en goed in het meer gegooid door de Olifant.
* Hierop besluiten Maroni en de Grizzly om Gepetto te gaan opzoeken en hem eerlijk op te biechten wat er gebeurd is.
* De berenfanfare bereidt zich voor op de Grote Taptoe, die ieder jaar in september in de hoofdstad gehouden wordt en waaraan gerenommeerde fanfares uit de hele wereld deelnemen.
* Koningin Limone biedt aan om de fanfare te voorzien van de nodige instrumenten. Maar de Grizzly besluit ten slotte om van de berenfanfare een zingende fanfare te maken.
* De zingende berenfanfare wint de Grote Taptoe niet, maar krijgt wel de Speciale Prijs van de Koningin.

Dit is in grote trekken de inhoud van het boek, zoals het in een synopsis aan de uitgever werd voorgesteld in 2003. [Dit boek heeft zulke lange voorgeschiedenis, omdat het… door drie uitgevers werd geweigerd. Wegens ‘te duur’ [kleurenillustraties], ‘te gedurfd/bizar/brekend met elke sprookjestraditie’…]
Er zijn vele zijlijnen [de vermeende ‘affaire’ van de koningin, het componeren van meerdere andere liedjes, enz.]
Met dit verhaal heeft Van Daele één van zijn meest hilarische boeken ooit afgeleverd. En dat wil wat zeggen ! De dialogen tussen de Olifant en de Grizzly of tussen de Grizzly en Beertje Kareltje zijn van een zeldzaam-vinnige levendigheid en het schrijfplezier spat werkelijk van iedere bladzijde af. De lezer wordt onweerstaanbaar meegezogen in een verhaal dat in een onstuitbare vaart verloopt. Heel bijzonder zijn de liedjes die de Grizzly bij tijd en wijle verzint. Poëtische rustpunten in een werkelijk heel bijzonder boek, dat meesterlijk werd geïllustreerd door de onovertroffen Klaas Verplancke !
 
   
Sneeuwwitje, twintig jaar later
Iedereen weet hoe het sprookje van Sneeuwwitje bij de gebroeders Grimm afloopt. Zeven treurende dwergen rond een glazen kist waarin de schijndode Sneeuwwitje ligt. Een prins komt voorbij, kust haar wakker en neemt haar mee naar zijn land. Bruiloft. De boze stiefmoeder moet in gloeiend-heet gestookte ijzeren schoenen dansen tot ze erbij doodvalt [oorspronkelijke versie – in sommige bewerkingen wordt deze wrede scène gemeden als de pest, onder andere, en wie zal dat verwonderen ?, door Disney].
En ze leefden nog lang en gelukkig…
Maar hoe is het nu met Sneeuwwitje gesteld na twintig jaar huwelijk ?
Niet zo goed eigenlijk.
Sneeuwwitje is al twintig jaar getrouwd met prins Vaillant, de troonopvolger van Boeretenië, dat geregeerd wordt door de oude koning Livanto XXII.
Sneeuwwitje en Vaillant hebben drie kinderen, de tweeling Johan en Johannes en een nakomertje, Alexander. Kort na de geboorte van Alexander hebben Sneeuwwitje en Vaillant opgehouden met elkaar het bed te delen.
Vaillant is gefrustreerd. Hij heeft de ambitie om spoedig koning over Boeretenië te worden, maar zijn vader denkt er niet aan om troonsafstand te doen of… simpelweg de pijp uit te gaan.
Van de weeromstuit ontpopt Vaillant zich als een soort super-handelsambassadeur voor Boeretenië’s belangrijkste exportprodukt : de boeretenen [grote witte bonen]. Op zijn iniatief is de Grote Boereteender nieuw leven ingeblazen, groots opgezette jaarlijkse festiviteiten, waarop telkens ook een Miss Boereteen wordt verkozen. Op de talrijke buitenlandse handelsmissies die de kroonprins onderneemt, schittert telkens deze Miss naast Vaillant, terwijl de wat verwelkte Sneeuwwitje thuisblijft bij de kinderen.
Sinds zijn huwelijk met Sneeuwwitje heeft Vaillant Sneeuwwitjes bekendheid schaamteloos uitgebuit. Ze is een toeristische trekpleister geworden voor de hoofdstad Codde en steeds meer landbouwgronden worden ingepalmd door appelboomgaarden [cfr. de ‘giftige appel’ uit het sprookje].
De zeven dwergen wonen nog steeds in Zevenbergen, maar zijn niet langer bedrijvig in de mijnbouw. In Zevenbergen is een vreemde heerser aan de macht gekomen, die ‘op ecologische gronden’ de mijn van de dwergen heeft laten sluiten en een groot stuk natuur heeft opgeofferd aan de bouw van een reusachtig pretpark, Fairies, waar bekende sprookjes ‘herleven’. De zeven dwergen, technisch werkloos geworden door het sluiten van hun mijn, treden er twee keer per dag om den brode op in een wat zielige Sneeuwwitje-show.Sneeuwwitje, die al een hele tijd Vaillant ervan verdenkt dat hij haar bedriegt, maakt van een grote overzeese reis van Vaillant gebruik om, op aandringen van haar vriendinnen Doornroosje, Assepoeder en de Prinses-op-de-Erwt, naar haar geboorteland Karolië te reizen. Daar regeert haar vader, de wijze koning Karol XIX.
Op deze reis wordt Sneeuwwitje vergezeld door zes huzaren, onder leiding van kolonel Walesca.
Samen met haar vader, koning Karol, ontsluit Sneeuwwitje het dichtgemetselde onderaardse geheime laboratorium van haar boze stiefmoeder Ursula. Ze vindt er niet alleen de beruchte toverspiegel [‘Spiegeltje, spiegeltje aan de wand…’] terug, maar ook een toverboek.
De toverspiegel blijkt tot heel wat meer in staat te zijn dan om te vertellen wie de mooiste van het land is. Hij kan over grote afstanden heen kijken en op een situatie inzoomen.
Zo komt Sneeuwwitje niet alleen achter de amoureuze slippertjes van prins Vaillant, maar raakt ze ook op de hoogte van de ellendige toestand waarin de zeven dwergen verkeren.
In gezelschap van kolonel Walesca en zijn huzaren reist ze van Karolië naar Zevenbergen, waar ze terstond besluit om de zeven dwergen mee te nemen naar Boeretenië.
Omdat de dwergen vrezen dat het regime in Zevenbergen en het management van Fairies niet zomaar met hun verhuizing naar Boeretenië zullen instemmen, blaast Walesca als afleidingsmaneuver op een nacht het reuzenrad van Fairies op en raakt het gezelschap veilig over de grens met Karolië.Terwijl er tussen de stoere houwdegen Walesca en Sneeuwwitje een schuchtere romance ontstaat, breekt er in Boeretenië een waar schandaal los.
Het kritische en linkse weekblad Het Koekoeksei onthult dat prins Vaillant boter op zijn hoofd heeft en aandeelhouder is van Fairies !
Daarop benoemt Livanto XXII prompt een Commissie van Wijzen, die de zaak moet uitspitten.
Bij een eerste hoorzitting komt Vaillant behoorlijk weg, maar wanneer in Zevenbergen de revolutie uitbreekt, bezorgt het nieuwe regime aan de Commissie de archieven van Fairies, die vol met voor prins Vaillant bezwarende stukken zitten.
Nog vóór de tweede hoorzitting sterft na een lang ziekbed koning Karol van Karolië en bestijgt Sneeuwwitje de troon als opvolgster van haar vader. Een uiterst merkwaardige situatie, want als echtgenote van Vaillant is zij ook de toekomstige koningin van Boeretenië !
Na de tweede hoorzitting kiest Vaillant echter eieren voor zijn geld en verdwijnt met de noorderzon.
Wanneer de oude Livanto sterft, wordt hij opgevolgd door zijn kleinzoon, prins Johan.
In de lente van het jaar daarop, reist kolonel Walesca af naar Karolië om koningin Sneeuwwitje op te zoeken. De verstokte vrijgezel heeft vlinders in zijn buik..

Sneeuwwitje, twintig jaar later. Met dit boek trekt Henri van Daele logisch de literaire lijn door die hij vroeger al uitzette in vroege titels als Reus Jeroen en de poepjesbruine ring, Koning Klaasjan, Joran, tovenaar met 1 ster e.a.m., en meer recente boeken als De ogen van mijn prinses, Van de grizzly die niet slapen wou, Heksje Paddenwratje, Glamp, Het grote Berenvoorleesboek, Er was eens een kabouter, etc.
In al deze boeken wijkt hij overigens nauwelijks af, noch van het uiterst soepel en inventief, humoristisch taalgebruik dat we van hem gewend zijn, noch van zijn onweerstaanbare hang naar pastiche en persiflage, als in de ‘bewerkingen’ of ‘hertalingen’ die hij maakte van klassieke sprookjes in bundels als : Er was eens een prinses, En ze leefden nog lang en gelukkig, Sprookjes voor een prinsesje, etc.
Van Daele maakt, althans in dit gedeelte van zijn werk, handig gebruik van het spanningsveld dat hij creëert tussen zijn eigen fantasie en verhalen, denkbeelden en Gestalten die tot het collectieve erfgoed van alle mensen behoren.
Deze literaire kunstgreep heeft Van Daele niet zelf bedacht. Hij gaat hier dankbaar voort op de weg die cultuursprookjesschrijvers als Bomans en Boon [Grimmige sprookjes] vóór hem ingeslagen zijn.
Schijnbaar moeiteloos spiegelt hij oeroude verhaal-elementen aan verschijnselen uit onze moderne leefwereld die hem irriteren, verwerpelijk voorkomen, c.q. aandoenlijk en ontroerend zijn.Tijd en ruimte. Voor het overgrote deel spelen klassieke sprookjes zich af in een onbestemde tijd [‘Er was eens…’] en een eerder vage ruimte [‘In een land, heel ver hier vandaan…’]
Het klassieke sprookje over Sneeuwwitje is qua plaats van gebeuren en tijd van handelen niet te duiden.
Wie de pretentie heeft om na ‘en ze leefden nog lang en gelukkig…’ een wat ironisch vervolg te breien aan een successtory en dat boek Sneeuwwitje, twintig jaar later te noemen, zit met een schrijftechnisch probleem.
‘Twintig jaar later’ houdt op zichzelf reeds een tijdsaanduiding in. Maar twintig jaar later dan wat ? En waar ?
De auteur van Sneeuwwitje, twintig jaar later koos resoluut voor de moeilijkste oplossing.
Hij gaf Sneeuwwitje niet alleen handen en voeten, dat wil zeggen een afkomst, een vader en een moeder, een land met een geschiedenis, enz., maar hij plaatste haar ook in een [zij het denkbeeldige] tijdrekening !
Hierdoor ontstaat een unieke situatie. Rondom de figuur van Sneeuwwitje gaan figuren en mensen leven, met namen, met een verleden en een toekomst. Schablonen worden mensen van vlees en bloed.Het lexicon. Om deze complexe situatie te vangen in een [nog] leesbaar geheel, heeft de auteur het boek verdeeld in twee delen. Een chronologisch verhaal + een lexicon met trefwoorden.
Waar een personage, een situatie of een begrip, dat in het verhaal ter sprake komt, meer uitleg behoeft, wordt de lezer verwezen naar een ‘encyclopedisch’ gedeelte, waar hij/zij zijn hartje kan ophalen aan tal van historische, geografische, folkloristische, economische, toeristische en culturele wetenswaardigheden.
Hierdoor heeft de auteur een unieke, eigen wereld opgeroepen. Het verhaal en het lexicon zijn elkaars spiegelbeeld en complement, terwijl ze samen op hun beurt een spiegel zijn voor onze eigen wereld.Uiterst ambitieus. Dit is een uiterst ambitieus en daarom alleen al, zullen sommigen zeggen, zeer ‘on-Vlaams’ project.
Men kan het ook positief zien en de Nederlandse editie beschouwen als een platform voor export naar het buitenland en vertalingen.Doelgroep. Zoals vrijwel alle boeken van Henri van Daele richt dit boek zich tot een lezersgroep die nog het best omschreven kan worden als ‘voor alle kinderen – zij die nog kind zijn of die het opnieuw willen worden’.
 
   
‘Ik weet nog goed…’ Etienne Cooreman
[Met een voorwoord van Eerste Minister Herman Van Rompuy]

[Uit de] Toelichting
In het najaar van 1992(1) besloot de redactie van de Gazet van Zele, zaliger gedachtenis, waarvan ik toen hoofdredacteur was, om een uitgebreid interview te wijden aan Etienne Cooreman, toen [en eigenlijk nu nog] de grootste levende Zeelse politicus.
Met vier redacteurs trokken we erop af : wijlen Ignace De Wilde, Etienne Waterschoot, Luc Van de Velde en ikzelf.
We kwamen [na enkele sessies] terug thuis met zo’n overstelpende hoeveelheid materiaal, dat we voor verscheidene nummers van onze Gazet zoet waren.
De geïnterviewde was zo verguld met het resultaat dat hij erop aanstuurde om van het interview ‘een boekje’ te maken, maar dat is er op één of andere manier nooit van gekomen.In augustus 2007 belde Etienne Cooreman mij op een mooie avond op en stelde voor… om het interview van toen eens uitgebreid over te doen ! ‘Want hij kon nu veel vrijer spreken dan toen…’ Na enige aarzeling stemde ik toe, op voorwaarde dat het geen heiligenbeschrijving zou worden of een zogenaamde autobiografie, geschreven door een ghostwriter, maar de neerslag van een open en kritisch gesprek tussen twee ‘grote jongens’.
In dertien interviewsessies [afgenomen van oktober 2007 tot ‘het concluderend gesprek’ in november 2008] van telkens drie tot vier, soms vijf uur praatte mijn gast moeiteloos een groot aantal [digitale] bandjes vol over zijn leven en werk, zijn passies en verontwaardigingen, zijn geloof en zijn gezin, zijn carrière als advocaat, volksvertegenwoordiger, senator, voorzitter van de Beurs, etc. De meest uiteenlopende zaken kwamen aan bod. Van euthanasie tot koningskwestie, van beurscrisis tot polderbeheer, van grotere gemeentelijke autonomie tot het noodzakelijke behoud van de Senaat en van België. En nog veel meer.
De interviews werden woord voor woord uitgetypt en vervolgens nauwkeurig geredigeerd, waarna ze met correcties nog een paar keer over en weer gingen tussen ons beiden. Dat daar enige tijd overheen ging, zal iedereen die dit soort werkjes ooit aan de hand heeft gehad, zonder meer duidelijk zijn.
Nog een opmerking over stijl en spelling van de tekst in dit boek. Ik heb er na enige aarzeling resoluut voor gekozen dit interview in de ‘gij’-vorm te schrijven. Etienne Cooreman laten ‘jij-jen’ zou, zeker voor mensen die hem kennen, een beetje vreemd overkomen !
Staat, Kamer, Senaat, etc. zijn consequent met een hoofdletter geschreven, terwijl bepaalde begrippen of gebeurtenissen ten behoeve van ‘jonge’ lezers in een voetnoot werden verklaard.Henri van Daele
Voorjaar 2009
Dit is een uiterst belangwekkend boek voor iedereen die geïnteresseerd is in de naoorlogse Belgische politieke geschiedenis en de mening daarover van een eminente insider.
[Alleen te bestellen via internet, www.unibook.com. Voor Zelenaars heeft de plaatselijke Standaard Boekhandel een ruime voorraad ingeslagen.][HD/WEBSITE-aanvulling/301109/011209/21741]

(1) De eerste aflevering van het interview verscheen in het nummer van de Gazet van Zele van 25 september 1992.
 
   
Het verhaal van mijn vader/De zoon van de klompenmaker
Dit boek verscheen najaar 2008 bij uitgeverij Manteau in Antwerpen.
Even de achterflap lezen ?
Het is 1918, het einde van de eerste wereldoorlog. De verslagen Duitse troepen trekken zich terug uit ons land. Met nauwelijks verholen triomf slaan de Vlamingen de aftocht gade. Zo ook Grote Rie, de klompenmaker, wiens vrouw Pharaïlde op dat ogenblik ‘in de arbeid’ is voor haar vijfde kind. Grote Rie zou het liefst de draad van vóór de oorlog weer oppakken en zijn vak uitoefenen, dat van meester-klompenmaker, met een paar flinke, helpende handen aan zijn zijde. Kort na de geboorte van Wilfried-Arthur, die een ‘blijvertje’ blijkt te zijn, verhuist Grote Rie met zijn jonge gezin naar een werkplaats annex herberg, dicht bij het station. Dat is het begin van een nieuw leven en een nieuwe tijd.Het verhaal van mijn vader is het relaas van een leven tijdens het interbellum. De kleine wereld waarin Grote Rie [en Wilfried-Arthur] leven, een dorp op het Vlaamse platteland, is een reflectie van wat er in de grote wereld gebeurt of op handen is [beurskrach, economische crisis, opkomend fascisme…] Het is een verhaal vol tegenstellingen : de bekrompenheid van de Kerk tegenover de ruimdenkendheid van de zelfstandige klompenmaker, de naar de stad uitgeweken familieleden die ieder jaar op de kermis komen pronken met hun weelde maar in stilte hun heimwee verbijten. Het is ook het verhaal over een huwelijkscrisis en over de teloorgang van een gekoesterd ambacht en het innerlijke verzet hiertegen.’Met deze roman zet Henri van Daele de kroon op het werk en beëindigt hij [voorlopig ?] zijn magistrale reeks ‘Zeelse romans’, waarin pareltjes schitteren als Ti, Dikke Idde, Oom Balthasar, Het Huis aan de Bargiekaai, De omgekeerde Dendermonde…, om maar een paar spin-offs te noemen van zijn Een tuin om in te spelen, die allang tot de klassiekers mag gerekend worden.
 
   
Tijl Uilenspiegel – Trouw tot aan de bedelzak
Reinaart de Vos en Tijl Uilenspiegel liggen diep ingebed in het Vlaamse collectieve bewustzijn. Ze staan beiden voor vrijheid, voor het tarten van elke autoriteit. In navolging van de in 2006 verschenen heruitgave van Reinaart de Vos is er nu in dezelfde reeks Tijl Uilenspiegel.

De oudst bekende, opgetekende tekst over Uilenspiegel verscheen in het Hoogduits in Straatsburg in 1515. Vier jaar later al kwam de Nederlandse vertaling uit in Antwerpen. Een ‘volksboek’ vol grappen en grollen, dat in de volgende eeuwen talloze malen moest herdrukt worden. In 1867 publiceerde Charles De Coster De legende en de heldhaftige, vrolijke en glorieuze avonturen van Uilenspiegel en Lamme Goedzak in Vlaanderen en elders. Hij borstelt breed en met veel vaart de opkomst van het protestantisme en de pijnlijke scheuring van de Nederlanden in de 16de eeuw. Uilenspiegel wordt een geus die het opneemt tegen de Spaanse bezetter, samen met zijn geliefde Nele en zijn onafscheidelijke vriend Lamme Goedzak.
Henri van Daele vertaalde en bewerkte De Costers epos in een zwierig, modern Nederlands en ontdeed het van overbodige esoterische en symbolistische fiorituurtjes, waar De Coster soms een aardig handje van wegheeft. Net zoals bij Reinaart de Vos zorgt Klaas Verplancke met zijn prenten voor een heel bijzondere interpretatie van de tekst. Hij maakte ook van dit boek een juweeltje en bevestigt andermaal het internationaal niveau waarop hij werkt !
 
   
Er was eens een kabouter…
In het najaar van 2008 bracht de uitgeverij Davidsfonds een nieuw sprookjesboek van Henri van Daele op de markt, Er was eens een kabouter…, met pittige illustraties van Kristien Aertssen.
Geen bewerkingen van bestaande sprookjes, zoals Van Daele die publiceerde in En ze leefden nog lang en gelukkig en Er was eens een prinses, maar sprookjes van ‘eigen makelij’, zij het met respect voor de klassieke oude motieven.
Het is merkwaardig om te zien hoe de auteur deze oude motieven [die hij als bekend veronderstelt] afzet tegen huidige toestanden en verschijnselen, wat leidt tot een ironische, vaak hilarische spanning.
Dit boek bevat tien héél eigenzinnige sprookjes, waarin onderwerpen worden behandeld zoals alleen Van Daele die uit zijn duim kan zuigen : een kabouter die zo ijdel is dat hij stukken gaat stelen van de zon en de maan; een kabouterkoningin die ieder jaar middels een loopwedstrijd telkens een andere gemaal neemt en de vorige geruisloos laat verdwijnen; over Tweeduympjes, de legendarische kabouterkoning en de zoon van een kabouter en een mensenmeisje… Een knotsgek boek !
 
   
Sprookjes voor een verre prinses
Na twintig jaar huwelijk en een pijnlijke scheiding, zwoer Henri van Daele zich nooit meer emotioneel te engageren ! Het bloed kruipt waar het niet gaan kan en dus werd hij in 2000 tot over zijn oren verliefd op een… Zwitserse uitgeefster !
Speciaal voor haar schreef hij een tiental sprookjes met de bedoeling die ooit eens te bundelen in één boek. Hier en daar werden wel een paar van die sprookjes apart gepubliceerd [o.a. De ogen van mijn prinses] maar de bundel zelf kwam er nooit. Tot de auteur zelf het heft in handen nam en besloot de bundel uit te geven als printing-on-demand. Dat betekent dat het boek alleen kan besteld worden via het internet. Voor wie Van Daele ‘compleet’ wil hebben : www.wwaow.com. Het boek is beschikbaar als paperback en in een gebonden versie.
 
   
Elfjes en kabouters
In het najaar van 2010 verschijnt bij Davidsfonds in Leuven een reeks verhalen over [overwegend] elfjes, geheel in de stijl van Er was eens een kabouter… Dit boek zal zich [terecht] richten op kinderen met een hoger leesniveau en uiteraard volwassenen.
  
   
Ridder
Bij koninklijk besluit van 2 november 2007 werd door koning Albert II aan Henri van Daele de titel verleend van Ridder in de Kroonorde ‘als blijk van erkentelijkheid voor bewezen diensten’ [als auteur].
Het ereteken en de bijhorende oorkonde werden aan de auteur uitgereikt door burgemeester Patrick Poppe op het gemeentehuis van Zele, op 22 april 2008.